13 januari 2000
Economen discussiëren over verdeling onderzoeksgeld
Het nieuwe systeem om onderzoeksgeld te verdelen bij economie maakt dat het geven van onderwijs nog minder populair wordt. Dat zegt de hoogleraar Harry Verbon. Uit een onderzoek onder fellows blijkt dat de meeste onderzoekers tegen het nieuwe systeem zijn. CentER-directeur prof. dr. Arie Kapteyn verwerpt de kritiek. Het nieuwe verdeelmodel trekt excellente wetenschappers aan en past bij het streven van de faculteit om tot de Europese top te gaan behoren.
Dit voorjaar presenteerde de faculteit voor het eerst een alternatief voor de Voorwaardelijke Financiering van het onderzoek. Volgens dat nieuwe verdeelsysteem worden excellente onderzoeker beschermd. Vroeger gebeurde dat op centraal niveau. Sinds kort mag de faculteit daar zelf over beslissen. Alle senior onderzoekers krijgen een beoordeling aan de hand van een speciaal ontwikkeld model. In dit model bepalen publikaties en citaties een rangorde onder de wetenschappers. De meest excellente wetenschappers krijgen een praktisch volledige onderzoekstijd toegewezen, de minst goede wetenschappers krijgen een bijna minimale hoeveelheid onderzoekstijd.
De hoogleraar Openbare Financiën Harry Verbon tekende vorige maand in een open brief aan Kapteyn protest aan tegen dit nieuwe systeem. Hij vindt het kwalijk dat de meest beschermde wetenschappers zoveel onderzoekstijd krijgen dat ze minder of zelfs geen onderwijs hoeven te geven. Dat is volgens Verbon het verkeerde signaal. "De excellente onderzoeker is als een atleet die zich voorbereid voor een kampioenschap zonder ooit mee te doen", citeert hij in het facultaire blad InterFEW rector Van der Duyn Schouten. Hij is bang dat de mindere goden in de toekomst al het onderwijs voor hun rekening moeten nemen en dat is volgens hem slecht voor de aantrekkingskracht voor nieuwe studenten.
Daarnaast verwacht Verbon dat er een ongezonde vorm van interne competitie ontstaat. "Wetenschappers zullen als ze het systeem serieus nemen niet graag onderwijstaken van collega's overnemen omdat ze dan minder tijd hebben om te scoren. Ook zullen ze niet graag zien dat er toponderzoekers aangetrokken worden. Dat betekent immers dat zij op de ranglijst zullen dalen en dus dat ze minder onderzoekstijd krijgen."
Verbon zette zijn protest kracht bij door een onderzoekje te doen onder alle fellow-onderzoekers van de faculteit. Hij kreeg een respons van 51 procent ofwel 53 ingevulde enquêtes. Van deze groep was 73 procent tegen het voorgestelde systeem, al zou een ruime meerderheid tevreden zijn met een bescheidenere opzet van het systeem. Toch heeft 93 procent twijfels bij de vraag of de voorgestelde indicatoren een goed beeld geven de onderzoekskwaliteit. Veel kritiek was er ook op de wijze waarop het systeem is gecommuniceerd.
CentER directeur Arie Kapteyn heeft het systeem vanuit het managementteam van de onderzoekschool CentER voorgesteld. De facultaire managementteam heeft het later overgenomen. Hij is het niet eens met de kritiek van Verbon. Een nieuwe systeem was nodig omdat het oude systeem niet meer van toepassing was. Gezocht is toen naar een systeem dat niet bureaucratisch is, transparant en te gebruiken voor verschillende disciplines binnen de faculteit. Daarnaast moet het passen binnen de ambitie om tot de top van Europa te gaan behoren. Kapteyn denkt niet dat het systeem ten koste gaat van het onderwijs. "Het totale onderzoeksbudget blijft immers gelijk. Het gaat meer om een verdeling van geld tussen departementen. En natuurlijk moet iedereen onderwijs blijven geven. Daarentegen kan zelfs iemand die voltijds met onderwijs bezig is, een beetje tijd vrijmaken voor onderzoek."
Dat het systeem weerstand zou oproepen om excellente onderzoekers aan te trekken, is volgens Kapteyn onzin. "Kwaliteit trekt immers kwaliteit aan. En wanneer er een goede onderzoeker werkt bij een departement, profiteert iedereen daarvan."
Wel is Kapteyn het ermee eens dat het beoordelingssysteem voor verbetering vatbaar is. "We hebben nu een opzet gemaakt die alleen voor dit jaar geldig is. Wij denken dat het systeem voldoende is, maar externe experts zullen bekijken hoe we het onderzoek nog beter kunnen meten. Daarvoor is de hulp ingeroepen van het Leidse onderzoeksinstituut CWTS, dat is gespecialiseerd in dit soort metingen." Verbon heeft er weinig vertrouwen in. Volgens hem is het systeem wel bureaucratisch, niet transparant en vallen bepaalde disciplines buiten de boot, bijvoorbeeld omdat congresstukken niet meetellen. Al met al komt het accent van de faculteit toch te liggen op het gebied van onderzoek. Welk departement het onderwijs verzorgt, is afhankelijk van de uitkomsten van de onderzoeksverdeelmodel. Bovendien betekent bescherming van de toppers dat ze minder onderwijs 'hoeven' te geven. Dat past ook bij de voornaamste ambitie van de faculteit, namelijk om op onderzoeksgebied tot de top van Europa te gaan behoren. Daarvoor zijn volgens het management van de faculteit dergelijke keuzes noodzakelijk. [RA]