Econometrie in Rotterdam In de Kerst-ESB van 24 december 1999 geven Klamer en van Dalen een somber beeld van de economische faculteit aan de EUR. Dit uitgangspunt gebruikt Philip Hans Franses om eens kritisch te kijken naar promotie- en afstudeerfaculteiten van economen uit de Intermediair Economen Top 40. Dat blijkt een Top 39 te zijn; P.W. Boone wordt onterecht opgevoerd als de P.W. Boone verbonden aan de VU. Deze sportieve econoom meldt echter zelf dat de vermelde P.W. Boone een Brits vakgenoot is, die tegen wil en dank in de lijst staat. Een groot aandeel top-economen blijkt in Rotterdam te zijn afgestudeerd of gepromoveerd, zodat Franses de conclusies van Klamer en Van Dalen in twijfel trekt.
Econometrie in Rotterdam Algemene noot: Franses heeft genoten van een gedegen opleiding Econometrie in Groningen en is daarna in Rotterdam gepromoveerd bij het Econometrisch Instituut (in de hoedanigheid van AiO bij het Tinbergen Instituut). Hij is Marius Ooms erkentelijk voor zijn nuttige hulp bij het vinden van de CVs van betrokkenen via het Internet, http://www.feweb.vu.nl/econometriclinks, en enkele collega's die per telefoon of e-mail hun gegevens of hun commentaar op een eerdere versie ter beschikking stelden. Speciale dank gaat naar Drs. P.W. Boone van de VU, die vermakelijk wist te verklaren dat niet hij de P.W. Boone in de Economen Top-40 is, maar zijn Britse naamgenoot in London, die dus ten onrechte op deze lijst staat. Inleiding De recente kersteditie van de ESB (24 december 1999, jaargang 84, nummer 4236) geeft H.P. van Dalen en A. Klamer de gelegenheid de Faculteit der Economische Wetenchappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam in een historisch perspectief te plaatsen. Klamer is niet verbonden aan deze faculteit, en Van Dalen slechts in heel beperkte mate, maar dat heeft niet verhinderd dat het een buitengewoon spits artikel is geworden. Zonder nu in detail te citeren, is de teneur van het artikel dat Economie in Rotterdam ooit wel goed is geweest, dat het nu niet veel meer is, dat vooral de econometristen nog wel aardig mee kunnen komen, maar dat zij toch ook weer niet zo erg goed zijn. De heren hebben een eenvoudige oplossing om verder verval te voorkomen, en dat is dat de studie Econometrie moet worden opgeheven. Het is natuurlijk altijd nuttig om het belang van opleidingen tegen het licht te houden. Echter, hoe ik ook zoek in de vele door Klamer en Van Dalen geschreven artikelen en boeken, een gedegen onderbouwing van hun suggestie heb ik niet kunnen vinden. Men kan hooguit gissen. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat, in de ogen van de beide heren, econometristen worden opgeleid voor het maken van vooral moeilijke sommen die nauwelijks verband houden met de praktisch relevant geachte macroeconomische beleidsvraagstukken en al helemaal niet met diepere gedachten omtrent het economisch handelen van economische agenten. Deze gedachtengang even volgend, kan het ook niet anders zijn dan dat econometristen vooral in het bedrijfsleven werken, en zich daar bezig houden met het oplossen van slechts tijdelijk relevante praktische puzzels. Laten we nu eens bezien of de heren Klamer en Van Dalen gelijk zouden kunnen hebben door de Intermediair Economen Top-40 heel serieus te nemen, op een vergelijkbare wijze zoals men dat in Tilburg graag doet. Deze Top-40 heeft het grote voordeel dat relevantie en kwaliteit van tijdschriften is verwerkt, en dus dat kwaliteit en kwantiteit van de wetenschappelijke produktie samen is genomen. In dit artikel worden twee eenvoudige tabellen getoond. De eerste tabel betreft de studie die de economen in de Top-40 genoten hebben en de tweede tabel betreft hun promotie. Hierbij gaat het steeds om 40 economen minus Boone en minus alle economen die in het buitenland hebben gestudeerd (8) of daar zijn gepromoveerd (10). Kortom, deze tabellen tonen niet aan wie op dit moment ergens werkt (overigens, 5 van de 40 zijn werkzaam bij het Econometrisch Instituut in Rotterdam), maar waar men vandaan komt.
Waar studeerde men en wat? In Tabel 1 staat weergegeven waar de 31 Nederlandse top-economen in Nederland hebben gestudeerd en in welke discipline. De meeste cijfers spreken voor zich. Er zijn wel een paar interessante getallen, waarbij moet worden begrepen dat het nu volgende alleen turven betreft en geen causaliteit.
Tabel 1: Waar heeft men gestudeerd?
Van de 31 top-economen hebben er 14 Econometrie gestudeerd, 7
Wiskunde en slechts 7 Economie. De Erasmus Universiteit leidt de
meeste top-economen op (8 van de 31, dat is 26 procent), waaronder
de nummers 1 (Nijkamp), 3 (Bovenberg) en 4 (Rietveld), gevolgd door
Groningen en de UvA in Amsterdam. Van die 8 uit Rotterdam
hebben er 7 Econometrie gestudeerd. Verder is het
vermeldenswaardig, omdat de beide universiteiten bijzonder in trek
zijn bij de huidige generatie studenten, dat van de 31 top-economen
niemand in Maastricht of Tilburg
heeft gestudeerd.
Waar promoveerde men en in wat?
In Tabel 2 staat weergegeven waar de 29 Nederlandse top-economen
in Nederland zijn gepromoveerd en in welke discipline.
Tabel 2: Waar is men gepromoveerd?
Nog steeds valt het
grote aantal econometristen op (10 van de 29), hoewel het aantal
promoties in de Economie iets groter is.
Conclusie
De belangrijkste conclusie van dit artikel is dat de opleiding
Econometrie in Rotterdam de meeste top-economen levert. Populaire
universiteiten zoals Maastricht en Tilburg daarentegen leveren
weinig top-economen. In het algemeen geldt ook dat het
zonder een opleiding als econometrist of
wiskundige kennelijk moeilijk is de
Top-40 te halen.
Zou het kunnen zijn dat hierin de werkelijke motivatie schuilt
van de heren Klamer (die ooit zelf Econometrie aan de UvA
studeerde, maar die deze studie nooit heeft afgemaakt)
en Van Dalen als ze de opleiding Econometrie
willen sluiten? Toegegeven, als de
econometristen (en ook maar even de wiskundigen) worden weggelaten, kunnen
er zo'n 20 economen bij in de Top 40.
Gewijzigd op 15 februari 2000
|